Heemkunde Vlaams-Brabant
Kloosters en religieuze gemeenschappen

 

Project 'Kloosters en religieuze gemeenschappen'          door Dr. Henri Vannoppen  

 

  1. Algemeen:


    1. Hoeveel religieuze gemeenschappen telde je gemeente per eeuw ?

    2. Waren er religieuze gemeenschappen, die typisch waren voor de stad ? Voor het platteland?

    3. Waren de religieuze gemeenschappen abdijen, kloosterorden, congregaties, kluizenaarsgemeenschappen? Welke regel volgden ze?

    4.Vielen de religieuze gemeenschappen rechtstreeks onder de paus of rechtstreeks onder de bisschop?

    5. Wie controleerde de religieuze gemeenschappen ( de directeur, de rector, de visitator van de kloosterlingen) ?

    6. Waren er gevolgen van de Wet Combes in Frankrijk voor België ( Franse kloosters) ?



  2. Gebouwen:


    7. In welk gebouw ontstond de religieuze gemeenschap ? Schenkingsakte ?

    8. Plan van het klooster, van de abdij ? Publiciteitsprent? Foto's ?   Was er een kloosterkapel ?  Was die ook toegankelijk voor het dorp ?

    9. Was er een kloosterhoeve? Was het een eigen uitbating van het klooster of werd deze verhuurd ?  Was het klooster autarkisch (eigen bakkerij, eigen groentetuin, eigen varkens) ?

    10. Was er een kloosterpark met vijver, bruggetjes, H.-Hartbeeld, grot van Lourdes ?

    11. Had de religieuze gemeenschap een eigen kerkhof bij het klooster ? Had ze een eigen concessie op het gemeentelijk kerkhof of op het kerkhof bij de parochiekerk ?

    12. Werden de stichters van de religieuze gemeenschap begraven in de 'caveau' of de grafkapel van het klooster? Bestaat deze grafkapel nog ?

    13. Had het klooster één of meer 'parloirs' of luxe- spreekkamers ? Welke meubels vond men daar?

    14. Zijn er schilderijen van stichters van de religieuze gemeenschap bewaard in het klooster?

    15. Zijn er kunstwerken (schilderijen, beelden) bewaard in het klooster?  Welke ? Inventaris?

    16. Speelde de kloosterkapel een rol in het leven van de dorpsgemeenschap ( palmwijding, uitvaart in kloosters- rusthuizen, funerarium) ?



  3. De leden:

    17. Waren er sociale verschillen merkbaar tussen de religieuze gemeenschappen. Rijke orden, arme orden ? Ook binnen de gemeenschap?

    18. Was er een 'dot' of bruidschat voorzien. Hoeveel bedroeg deze? Financiële inbreng van paters, broeders en zusters ?

    19. Wat bepaalde de keuze tot de religieuze staat (familiaal milieu, invloed school, invloed jeugdbeweging, redding familie-erfenis, een eer voor de familie, het lief heeft het afgemaakt) ?

    20. Hoe verliep de opleiding in het klooster (postulante,noviciaat, professie, tijdelijke gelofte, eeuwige gelofte) ?
           Welke kloosternaam kreeg men ( de naam van een heilige, de naam van een overleden zuster, vrije keuze) ? Bestaan er foto's van deze introductieplechtigheden?

    21. Bestaan er groepsfoto's en individuele foto's van de leden van de kloostergemeenschap? Bidprentjes? Archiefstukken?

    22. Hoe evolueerde de kloosterkledij in de religieuze gemeenschap ? Foto's kledij ? Bestaan er nog echte kledingsstukken ? Hoe werd de kledij in de regel beschreven?
           Oorsprong van de kledij? Invloed van Vaticaan II ( kap of kapster) ?

    23. Hadden de leden van de religieuze gemeenschappen contacten met hun familie? Mochten ze alleen of met twee hun familie bezoeken? Mocht er in het klooster gepraat worden of niet?
            Was de religieuze gemeenschap een klooster van slotzusters? Welke ontspanning hadden de leden van de religieuze gemeenschap? Hoe verliepen de maaltijden?
            Met een kerkelijke lezing?


    24. Hoe verliep de begrafenis van een lid van de religieuze gemeenschap? In welke kledij werd het lid begraven ? Was er een koffietafel voor de gemeenschap en voor de familie ?

    25. Werden er leden uit het klooster gezet? Waren er leden, die de gemeenschap verlieten ? Was dit ook merkbaar in de toenamen ( 'de pater' voor een weggelopen broeder) ?

    26. Hoe rekruteerde de religieuze gemeenschap? In de onmiddellijke omgeving? In Engeland? in Ierland? Taalgebruik in de religieuze gemeenschap? Evolutie ? 'Signe' op de speelplaats?




  4. Het bestuur:


    27. Wie bestuurde de religieuze gemeenschap (overste, abdis, priorin, gardiaan, raadsleden) ? Biografie van de oversten ? Sociale afkomst?

    28. Hoe werd de overste verkozen? Politieke invloed onder het Ancien Regime?

    29. Wie had kiesrecht (het kapittel of de stemgerechtigde kloosterlingen) ? Was er een verschil in stemrecht tussen 'Mères', 'Dames', 'Soeurs' en 'Zusters' ?

    30. Om de hoeveel jaar waren er verkiezingen? Waren er spanningen bij verkiezingen?

    31. Wie zorgde voor de materiële belangen van het klooster, van de abdij (de rentmeester) ?





  5. De activiteiten:


    32. Was de religieuze gemeenschap afgestemd op onderwijs? Ontstonden ze als 'juffrouwen' in de Oostenrijkse, Franse of Nederlandse tijd ?
           Speelden de kloosters een rol in de emancipatie van de vrouw  (Het katholiek recht beschouwt zusters als leken, dus 2de rangfiguren. Zij behoren niet tot de clerus) ?

    33. Waren de religieuze leerkrachten gediplomeerd? Waren er universitairen onder de religieuze leerkrachten? Sinds wanneer?

    34. Speelden de religieuze gemeenschappen een rol in de ziekenzorg en in de krankzinnigenverpleging ? Hadden de leden van de religieuze gemeenschappen een diploma verpleegkunde ?

    35. Speelde de religieuze gemeenschappen een rol in de bejaardenzorg (rusthuizen) ?

    36. Speelden de religieuze gemeenschappen een rol in de armenzorg (weeshuizen, armenzorg in de parochie) ?

    37. Speelden de religieuze gemeenschappen een rol in de pastorale zorg (pastoorsfunctie, donderpreken met de missies, duiveluitdrijvingen, biechtvaders, deelname aan processies) ?

    38. Waren de religieuze gemeenschappen missionerende orden ( Kongo, China, Latijns-Amerika) ?

    39. Speelde het klooster een rol als hospitaal in beide wereldoorlogen?

    40. Speelde de religieuze gemeenschap een rol in het Comiteit in W.O. I ?

    41. Speelde het klooster een politieke rol in de gemeente ? Beïnvloeding van de verkiezingen ? Waren er gemeenschappen, die duidelijk de bevrijdingstheologie verdedigden ?



  6. De kluizen:


    42. Waar had men kluizen in je gemeente? Verklaar de ligging?

    43. Wie benoemde de kluizenaars? Hoeveel kluizenaars waren er? Wie had de leiding van de kluis ?  Was er een regel ?

    44. Uit welke sociale groep kwamen de kluizenaars?

    45. Hoe reageerde de lokale bevolking op de kluizen?

    46. Wanneer verdwenen de kluizen (Oostenrijkse periode met Jozef II) ?



  7. De achteruitgang van de religieuze gemeenschappen:


    47.Geef de evolutie van het aantal leden van de religieuze gemeenschap?

    48. Hoe kan je de hoogte- en laagtepunten verklaren?

    49. Zijn de idealen van armoede, gehoorzaamheid, kuisheid (celibaat) nog mogelijk of nog noodzakelijk in een seculiere  samenleving?
          Of zijn de noden van een samenleving veranderd (grotere inzet van leken, vrouwenemancipatie, hulp aan aids-patiënten) ?

    50. Hoe verklaar je het verdwijnen van het klooster en van de religieuze gemeenschap in je gemeente ? Welke functie kreeg het klooster ? Wat gebeurde met de archieven ?
            Wat gebeurde met de kunstschatten ?