Heemkunde Vlaams-Brabant
De Franse periode

 

Project: de Franse tijd in onze gemeente

 

Presentatie door Dr. Henri Vannoppen in het Erfgoedhuis Kortenberg op dinsdag 16 december 2008
voor Heemkunde Vlaams-Brabant

 

VAN ANCIEN REGIME NAAR NIEUW REGIME

  1. Hoe zag men de Franse revolutie in je gemeente? Hoe stond men tegenover de verschillende Oostenrijkse en Franse militaire invallen (1790, 1792, 1793, 1794) ?

  2. Waren er sporen van Verlichting in je gemeente (boeken van Filosofen, Encyclopedie, bij advocaten en notarissen) ?

  3. Hoe kwamen de 3 standen aan bod (geestelijkheid, adel, 3de stand)? Waren er ook zichtbare verschillen en grote tegenstellingen tussen de standen?
    Hoe was de percentsgewijze verhouding van de standen? Welke heerlijke rechten kende men?

  4. Hoe reageerde je gemeente op de Brabantse Omwenteling van 1789 en op de Verenigde Belgische Staten (Statisten, Vonckisten)?

  5. Hoe stonden de burgers tegenover de abdijen en de staatskerk van het Ancien Regime? Bleef men tienden betalen? Was er economisch antiklerikalisme?

  6. Werd de vrijheidsboom geplant? Afgehakt?

POLITIEK LEVEN (BESTUUR, RECHTSPRAAK, ORDEHANDHAVING, BURGERLIJKE STAND)

  1. Hoe reageerden de meiers en de schepenbanken op de Franse Revolutie? Werden de adellijke wapenschilden in je gemeente verwijderd?

  2. Tot welk departement, arrondissement en kanton behoorde je gemeente? Vergelijk met het vorstendom, de ammanie en de meierij?

  3. Hoe was het bestuur van je gemeente onder het Directoire (1795-1800) ? Bleef je gemeente bestaan of was er een ‘municipalité de canton’ of een fusiegemeente? Waren er gemeenteverkiezingen in 1797 en in 1799?

  4. Beschrijf het bestuur van je gemeente onder Napoleon I (de ‘mairie’) ? Wie werd ‘maire’ ? Wie werd ‘adjoint’ ? Tot welke sociale groep behoorden zij?
    Was er een verschil met het Ancien Regime? Wie was gemeentesecretaris? Waren er gemeenteverkiezingen? Speelde de adel (de oude en de Napoleontische) opnieuw een politieke rol?

  5. Bespreek de ambtskledij van de gemeentebestuurders in de Franse tijd.

  6. Waar was het gemeentehuis gevestigd?

  7. Zijn er registers met beraadslagingen van de ‘municipalité de canton’ of van de Napoleontische gemeenteraad? Bleef het register van de gemeentelijke briefwisseling bewaard?

  8. Waren er verschillen in rechtspraak voor en na de Franse Revolutie?
    Kende men de ‘Code Napoleon’ in je gemeente? Waren er verschillen met de Costuymen (opgetekend gewoonterecht) ?
    Waren er verschillen in de verdeling van de erfenis (eerstgeboorterecht, laatstgeboorterecht, gelijke verdeling tussen alle kinderen) ?

  9. Waren er veldwachters in je gemeente? Kwaliteit? Kwam er een gendarmerie in je gemeente? Verhouding van de gendarmen tot de bevolking. Welke taal spraken de gendarmen?
    Uit welke streek waren ze afkomstig? Huwden ze met vrouwen uit je gemeente? Nam de criminaliteit toe?

  10. Wanneer werd de burgerlijke stand ingevoerd? Hoe gebeurde dit? Was iedereen bereid de aangiften (geboorte, huwelijk en overlijden) bij de gemeente te doen?

  11. Hoe reageerde de Franse overheid op de parochieregisters ? Bleven deze ook naast de burgerlijke stand bestaan ? Kwaliteit ? Wie vulde ze in ?

  12. Waren er inwoners, die alleen burgerlijk huwden?

  13. Waren er echtscheidingen?

  14. Werd Frans algemeen ingevoerd (administratie, rechtspraak, onderwijs, pers) ?

HET MILITAIRE LEVEN (CONSCRIPTIE EN OORLOGEN)

  1. Hoe verliep de loting vanaf 1798 ? Werd het systeem van vrijkoping toegepast ? Waren er families die gezamenlijk geld bijeenlegden voor de betaling van een vervanger?
    Kende men de Boerenkrijg in je gemeente? Wie waren er de leiders van en wie waren de deelnemers?

  2. Welke soldaten van Napoleon kent men in je gemeente ? Hoe verliep hun militaire loopbaan ? Wie kreeg het Kruis van Sint–Helena ?
    Aan welke oorlogen namen soldaten uit je gemeente deel ? Werden ze krijgsgevangen genomen ? Bleven hier materiële sporen van achter ? Waren er inkwartieringen van soldaten in je gemeente ?

  3. Hoe stond de bevolking tegen de geallieerde bezetting (Kozakken, Pruisen) vanaf 1813 en tegenover het Hollands bestuur?

  4. In welke legers vochten de soldaten van je gemeente in de slag van Waterloo in 1815 (Franse legers, geallieerde legers) ?




ECONOMISCH LEVEN

(ECONOMISCHE SECTOREN, MUNT, TIJDREKENING, MATEN EN GEWICHTEN, WEGEN, VERVOER EN POST)


  1. Geef een beeld van de landbouw, de industrie en de handel in je gemeente in 1800 met de verschillende klassen. Werden er suikerbieten geteeld ?
    Waren er sporen van de 1ste industriële revolutie? Welke economische tellingen werden uitgevoerd (telling 1794, telling van het jaar IV) ? Welke economische statistieken werden opgesteld?
    Welke nieuwe belastingen (grondbelasting, personele belasting, patentbelasting) werden ingevoerd? Wie kocht zwart goed? Kwamen er nieuwe gebouwen (pachthoven, villa’s, herenhuizen) ?
    In Empirestijl ? Was er Empire-meubilair ?


  2. Hoe reageerde men op de assignaten als nieuw geld? Hoe reageerde men op de frank? (tiendelig stelsel) ? Bleven er Napoleontische munten bewaard? Sprak men nog in oude munttermen (1 gulden = 20 stuivers = 80 oorden = 240 penningen) ?


  3. Vind je sporen van de republikeinse kalender (12 maanden van 30 dagen, een maand van 30 dagen met 3 weken van 10 dagen, 5 ‘jours complémentaires’) in het economisch leven?
    Hoe reageerde men op de afschaffing van de zondag en op de invoering van de 10de dag of decade als rustdag?


  4. Welke lengte en oppervlaktematen gebruikte men in het Ancien Régime?  Kreeg het metriekstelsel succes? Welke verschillen waren er ?

  5. Welke gewichten (natte en droge stoffen) gebruikte men in het Ancien Regime? Kreeg het metriekstelsel hier succes ? Welk verschillen waren er ?

  6. Hoe werden de oude maten en gewichten in nieuwe omgezet ? Speelde het kadaster hierin een rol ?

  7. Wanneer kwam het kadaster tot stond? Wat waren de verschillen met het Ancien Regime ?

  8. Hoe werden de steenwegen en de straten onderhouden in de Franse periode ? Kwamen er straatnamen en vooral huisnummers in je gemeente ?

  9. Waren er wisselplaatsen (‘relais de poste’) , waren er diligencediensten ? Hoe verliep het postverkeer (bv. van soldaten naar hun ouders) ?

SOCIAAL LEVEN (OPENBARE ONDERSTAND, VOLKSGEZONDHEID)

  1. Wat gebeurde met de goederen en de gelden van de H.-Geesttafels en van de fundaties (weeshuizen, bejaardenhuizen) ?

  2. Kreeg je gemeente een Bureel van Weldadigheid ? Wie maakte er deel van uit ? Was er bedelarij ? Waren er bedelaarsgestichten?

  3. Kreeg je gemeente een Commissie van Burgerlijke Godshuizen? Welke instellingen beheerden ze ?

  4. Waren er vondelingen of ‘enfants de la patrie’ in je gemeente ? Uit welke vondelingentehuis of uit welke schuif kwamen ze ? Welke voor- en familienaam kregen ze ?

  5. Welke geneeskunde kende men in je gemeente: kwakzalvers, chirurgijnen (ambacht) ? Bleven deze ook in actie na de Franse Revolutie? Waren er ‘officiers de santé’ ?

  6. Waren er dokters in de geneeskunde in je gemeente? Waar behaalden ze hun diploma ?

  7. Waren er vaccinaties van Jenner in je gemeente ? Riep de pastoor hiervoor op in de kerk ?

  8. Waren er epidemieën (cholera, rode loop, dysenterie) in de Franse periode?



     

CULTUREEL LEVEN (ONDERWIJS, ONTSPANNING)

  1. Hoe evolueerde het onderwijs (van kosterscholen en colleges naar het Franse systeem) ? Nam het analfabetisme af ?

  2. Waren er universitairen in je gemeente ? Waar studeerden ze ?

  3. Welke verenigingen bestonden er? Waren er schuttersgilden actief ?  Waren er rederijkers actief ? Waren er bals en balzalen ?

     

KERK EN STAAT

  1. Wat gebeurde met de kerken? Wanneer werden ze gesloten? Wat gebeurde met de klokken? Met het kerkmeubilair?

  2. Wat gebeurde met de pastorieën?

  3. Wat gebeurde met de kerkgoederen? Met de goederen van de Kapelanijen?

  4. Hoe reageerden de pastoors op de Eed van trouw aan de republiek en van haat aan de koningschap ? Dook de pastoor onder ? Speelde hij een rol in de Boerenkrijg ?
    Waar verbleef hij in de Beloken Tijd ?

  5. Wat betekende het Concordaat van Napoleon voor je gemeente? Welke statuut kreeg de parochie met het Concordaat
    (‘curé’ 1ste klasse, ‘curé’ 2de klasse, ‘desservant’ betaald door de staat of niet) ? Betaalden de inwoners het onderhoudsgeld voor hun pastoor ?
    Tot welk bisdom, welke dekenij en welke parochie behoorde je gemeente ?
    Waren er verschillen met vroeger ? Wie werd de nieuwe pastoor onder Napoleon ? Stond hij in dienst van het regime ? Las hij de Napoleontische overwinningen af in de kerk ?
    Bad hij voor keizer Napoleon ? Was hij de politieagent van het regime ? Waren er Stevinisten in je gemeente ? Hoe werden de kerkfabrieken samengesteld (notabelen) ?

  6. Hoe evolueerden de kerkhoven? Kerkelijk? Gemeentelijk?


Bronnen:

Charles OUDIETTE 'ingénieur-géographe', schreef : ‘Description géographique et topographique du département de la Dyle en forme de dictionnaire’.
Dit boek werd te Brussel uitgegeven in het jaar VII.
Dit boek geeft de verschillende fusiegemeenten en de deelgemeenten met hun gehuchten, economie, pachthoven, kastelen, abdijen, kloosters, brouwerijen en molens.

H. VANNOPPEN. ‘Les municipalités de cantons’ of de eerste fusies in Brabant tussen 1795 en 1800-Vlaamse Stam, 1982, p.77-83.

H. VANNOPPEN. Everberg in 1803 … of de onderhoudsrol voor de pastoor als basis voor sociale stratificatie - Vlaamse Stam, p. 90-96.

H. VANNOPPEN. De Franse tijd uit politiek, sociaal en economisch standpunt, Vlaamse Stam, 1996, p. 43-52.

E. SCHOON. Het bestuur van het kanton Asse tijdens het Directoire -Eigen Schoon en De Brabander, 2007, p. 273-300.